Leerlingenvervoer

Buscoördinator

                                                                                                                                                                                                                                                                                                            Sofie Blontrock 
   

     Buscoördinator leerlingenvervoer

         Bornstraat 52 – 8800 Rumbeke
         Tel: 051/25.98.30
         Mail: sofie.blontrock@campussterrebos.be

Pilootproject leerlingenvervoer

In de regio’s Leuven en Roeselare-Hooglede-Izegem-Ingelmunster is er een proefproject gestart voor het vervoer van leerlingen van het buitengewoon onderwijs.

Zonaal collectief leerlingenvervoer is georganiseerd busvervoer, onder de bevoegdheid van het Departement Onderwijs en Vorming en De Lijn. Een bus pikt rechthebbende leerlingen op aan een vaste opstapplaats (= woonplaats, verblijfplaats, opvangadres, halte van De Lijn …) en brengt ze naar de school of vestigingsplaats, en omgekeerd.

Het pilootproject kan afwijken van de volgende wettelijke bepalingen :

1° de wet van 15 juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer;

2°artikel 20 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs.

Wanneer is een leerling rechthebbend op busvervoer binnen het pilootproject?

  • Meer dan 4 km van school wonen
  • Advies vanuit de klassenraad omtrent zelfredzaamheid en mobiliteit van de leerling

Het doel: beter aangepast vervoer door lokaal overleg

Het huidige systeem van zonaal leerlingenvervoer is complex. De organisatie gebeurt centraal: het Departement Onderwijs en Vorming kent het recht op leerlingenvervoer toe, De Lijn staat in voor de ritten. Al te vaak zitten leerlingen lang op de bus.

Een nieuwe aanpak wil beter inspelen op de noden van leerlingen. De klemtoon ligt daarbij op lokaal overleg. Scholen, centra voor leerlingenbegeleiding en ouders krijgen meer ruimte om samen een beter aangepast vervoer te organiseren.

Dit verandert er:

  • Het lokale niveau krijgt meer autonomie om voor elke leerling het best mogelijke vervoer te regelen. Scholen bepalen zelf welke leerlingen recht hebben op vervoer naar welke school en op welke manier.
  • De zorgzwaarte, de vervoersnood en de thuiscontext bepalen de keuze van het gepaste vervoer.
  • De organisatie van buitenschoolse kinderopvang (in de nabijheid van een school voor buitengewoon onderwijs) is een belangrijke pijler van de nieuwe aanpak.


LEERLINGENVERVOER ANDERS!

Korte voorstelling

Hallo, ik ben Hanne en ik stel u graag het Pilootproject Leerlingenvervoer voor, maar laat ons eerst beginnen met een korte voorstelling van mezelf.

 

 

 

 

 

 

e-mailadres: hanne.galle@fracarita.org

 

Pilootproject Leerlingenvervoer: wat?

In de regio’s Leuven en Roeselare-Hooglede-Izegem-Ingelmunster zijn sinds 2015 twee proefprojecten lopende omtrent het vervoer van leerlingen van het buitengewoon onderwijs. De proefprojecten ambiëren een aanbod van vervoer die het best past bij de zorgvragen en de zorgnoden van de leerling. Het doel is lange busritten te vermijden en alternatieve vervoersmogelijkheden te promoten. Uitgangspunt is dat het vervoer niet meer centraal vanuit Brussel wordt gepland, maar via lokaal overleg. De proefprojecten zijn het initiatief van Vlaams minister Hilde Crevits en Vlaams minister Ben Weyts.

Pilootproject Leerlingenvervoer: doel?

In het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen wordt in leerlingenvervoer voorzien voor elke leerling die de dichtstbijzijnde school met het gepaste type en opleidingsaanbod van het net van eigen keuze bezoekt. Dit regelgevende kader dateert van 1970 en is aan vernieuwing toe. De Vlaamse ministers van Onderwijs en Mobiliteit hebben op basis van wetenschappelijk onderzoek in 2015 een nieuwe conceptnota leerlingenvervoer uitgewerkt. Kinderen zitten vaak nog te lang op de bus in niet altijd comfortabele omstandigheden. Daar willen beide ministers een antwoord op bieden. Het is de bedoeling om de busrittijden op termijn korter te maken en het vervoer meer aangepast aan de leerlingen. Enkele belangrijke principes zijn decentralisatie, multimodaal vervoer, lokale organisatie en uitbouw van buitenschoolse opvang. Deze principes zijn uitgetest sinds 2015 in twee proefgebieden, nl. Leuven en Roeselare-Hooglede-Izegem-Ingelmunster. We zullen hier verder inzoomen op het laatste gebied, gezien Sint Idesbald hiervan onderdeel uitmaakt.

Decentralisatie en Lokale bepaling

De scholen binnen de pilootgebieden werden vrijgesteld van het oude regelgevend kader en kregen de kans, via het principe van de decentralisatie, om een eigen regelgevend kader te ontwikkelen. In de proefgebieden wordt daarnaast lokaal bepaald welke leerlingen recht hebben op vervoer naar welke school en op welke manier. De zorg, de vervoersnood en de thuiscontext zijn bepalend voor de keuze van het vervoer. Het lokale niveau krijgt dus meer autonomie om voor elke leerling het best mogelijke vervoer te organiseren en dit wordt ook sinds het schooljaar 2017-2018 toegepast in praktijk.

Het pilootproject kende zijn ontstaan in de regio Roeselare-Hooglede-Izegem-Ingelmunster op 1 december 2015 en heeft als einddatum 30 juni 2019. Momenteel sturen 10 schooldirecties van 13 verschillende vestigingen (weergegeven onderstaand met hun logo) in de regio Roeselare-Hooglede-Izegem-Ingelmunster het project aan, samen met afgevaardigden van het Departement Onderwijs en Mobiliteit, De Lijn en een lokale coördinator. De evaluatie van de voorbije schooljaren is momenteel lopende gezien de einddatum van het pilootproject.

Multimodale organisatie

Het zoeken naar de juiste keuze en de beste verplaatsingsmogelijkheid voor elke leerling gebeurt in overleg tussen de leerling, de ouders, het Centrum voor Leerlingenbegeleiding en de school. De leerlingen die in het verleden al het recht op vervoer verworven hebben, behouden dat. De leerlingen, nieuw ingeschreven sinds het schooljaar 2017-2018 en daarna, vallen onder de nieuwe pilootregels en met hen wordt ingezet op multimodaal vervoer.

  • We zoeken naar de best passende vervoersvorm op basis van de noden van de leerling waarbij we in eerste instantie de alternatieve vervoersmiddelen in overweging nemen.
  • Onderstaande alternatieve vervoersmiddelen zorgen ervoor dat het zelfstandig handelen van de leerling verbeterd, want zoals we allemaal weten zal het zich begeven in het verkeer er niet simpeler op worden in de toekomst!

Het belang van zelfredzaamheid en zelfstandigheid?

Je kind stimuleren tot zelfstandigheid en zelfredzaamheid is erg belangrijk. Door jouw kind dingen zelf te laten doen leert hij/zij belangrijke vaardigheden. Met nieuw verworven vaardigheden kan je kind de wereld ontdekken. ‘Dingen zelf doen’ zorgt voor succeservaringen. Deze succeservaringen zorgen er dan weer voor dat het zelfvertrouwen en het zelfbeeld van je kind positief beïnvloed worden. Ook wordt je kind actiever en ondernemender!

ALTERNATIEVE VERVOERSMIDDELEN:

* te voet
* fietsen (bakfiets, tandem, elektrische fiets, …)
* openbaar vervoer (Lijnbus, trein)
* auto, carpoolen
* (elektrisch) steppen
* het organiseren van wandel- en fietspoules met aantrekkelijke routes en duidelijke          herkenningspunten en andere.

Heel belangrijk hierbij is dat er vanuit het pilootproject ook begeleiding aangeboden wordt via een mobiliteitscoach. De mobiliteitscoach geeft voldoende ondersteuning en begeleiding aan de leerling om het traject school- thuis in te oefenen tot de leerling dit uiteindelijk zelfstandig kan. Het aantal keren en hoelang dit traject samen zal beoefend worden, is afhankelijk van de noden van het kind. Pas eenmaal jouw kind volledig klaar is om het traject zelfstandig te maken zal de mobiliteitscoach afstand nemen.

Goed om te weten! Er wordt rekening gehouden met onderstaande zaken:

– de verkeersveiligheid
– de haalbaarheid van het traject
– de tijdsduur van het traject
– de haalbaarheid van het traject
– bestaande ritten van de Lijn en de NMBS
– EN DE NODEN VAN DE LEERLING !!!

  • Wanneer uit de noden van de leerling en zijn context blijkt dat collectief vervoer (beter gekend als de schoolbussen) toch de enige mogelijkheid is, dan wordt de leerling voorwaardelijk toegang verleend tot deze vervoersvorm. Voorwaardelijk betekend hier dat de toegang elk jaar herzien wordt omdat we er van uitgaan dat de noden van een leerling en zijn context kunnen veranderen.

Ook in het collectief vervoer kent het project zijn inzet: door in te zetten op gemeenschappelijke opstapplaatsen kunnen we de ritten van het collectief vervoer kwaliteitsvoller maken. Door leerlingen die dicht bij elkaar wonen (max. 500m) te centreren (bv. bushokje van De Lijn waar je kan schuilen, verzamelen op de hoek van de straat/wijk) vermindert het aantal opstapplaatsen. Dit zorgt ervoor dat de reistijden van de schoolbussen voor de leerlingen verkorten en dat de bussen klokvaster rijden. De bussen moeten niet steeds manoeuvreren in kleinere straten en we bevorderen zo de overstap naar het nemen van openbaar vervoer door leerlingen reeds kennis te laten maken met de opstapplaats.

Voor- en naschoolse opvang

Uit de studie van de KU Leuven kwam naar voor dat voor- en naschoolse opvang een waardig alternatief kan zijn voor het collectief vervoer. Daarbij blijkt het een voordeel te zijn om opvang te organiseren binnen de eigen school waardoor de leerling in zijn of haar vertrouwde omgeving, aangepast aan zijn of haar zorgnood, zich kan ontspannen. Om aan deze adviezen tegemoet te komen wordt sinds 1 september 2017 in vijf van de zes basisscholen buitengewoon onderwijs binnen het pilootproject voor- en naschoolse opvang georganiseerd.
Daarnaast willen we vanuit het project ook inzetten op inclusieve opvang zodat ook het M-decreet niet uit het oog verloren wordt. Door samenwerkingen aan te gaan met reeds bestaande opvanginitiatieven, kunnen leerlingen uit de scholen van het project verzamelen onder het toezicht van bekwame kinderbegeleiders. Deze bestaande opvanginitiatieven fungeren dan als gemeenschappelijke opstapplaats waar de kinderen door de schoolbussen opgehaald worden en naar hun school gebracht worden. Dit kan opnieuw tot gevolg hebben dat de reistijden van onze schoolbussen verkorten en dus kwaliteitsvoller worden. Een verder gevolg van deze inclusieve-gedachte is dat kinderen dichter bij huis opgevangen worden en dat deze vertrouwde omgeving een plaats is waar ouders ook beroep op kunnen doen tijdens vakanties en schoolvrije dagen. Dit laatste is vaak een hekelpunt voor ouders in het aanbod voor- en naschoolse opvang in de scholen.

Pilootproject Leerlingenvervoer: toekomst

Gezien de proefprojecten erg belangrijk zijn om ervaring op te doen en waar nodig bij te sturen omtrent nieuwe regelgeving, kunnen wij reeds met heel veel blijdschap melden dat de Vlaamse Overheid gelooft in de pilootprojecten en de veranderingen die we hiermee beogen. Om deze reden werd reeds goedkeuring verworven voor een ‘vernieuwing’ van de pilootprojecten voor de komende drie jaar. Er wordt geopperd om het regelgevend kader (ontwikkeld in de 2 originele pilootregio’s) uit te testen in een grootstedelijk gebied, waarbij Gent en Antwerpen als grootste kandidaten naar voor treden. In de regio Roeselare wordt gewerkt aan een uitbreiding waarbij mogelijks de scholen uit de regio Moorslede, Torhout en Tielt zullen aansluiten bij het pilootproject Roeselare-Hooglede-Izegem-Ingemunster, dit met het oog op de invoering van het decreet basisbereikbaarheid en de vervoerregio’s waarvan sprake wordt. Op basis van de resultaten van de afgelopen twee schooljaren en de komende drie schooljaren binnen de pilootgebieden stelt men als ultieme doel een uitrol over heel Vlaanderen vanuit een nieuw decreet leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs. We blijven dan ook rekenen op de inzet en steun van de verschillende scholen en hun besturen om samen dit ultieme doel te vervullen!

Slotwoord

Vanuit het pilootproject willen we vooral het BuO Sint Idesbald met zijn directies en personeelsleden bedanken voor de huisvesting, bijstand en steun binnen de regio Roeselare- Hooglede- Izegem- Ingelmunster. Een speciale dank gaat uit naar Chris Vanmechelen (Technisch Directeur BuO Sint Idesbald), die dit project trekt in naam van alle deelnemende directies binnen het pilootproject en hierbij reeds heel wat obstakels heeft moeten overwinnen! We kijken dan ook vanuit het pilootproject met veel hoop naar de toekomst en hopen dat u samen met ons onderdeel wil zijn van dit beloftevolle succesverhaal!

Bij verdere vragen kunt u altijd terecht bij mij.

Hanne